Introductie

Over wie gaat het verhaal

Dit verhaal gaat over Christa Overgaauw, onze dochter en zus, die ons heel veel heeft geleerd over hoe je met je ziekte kunt omgaan. Toen zij de eerste keer ziek werd hebben we erg gezocht naar informatie op internet. We wilden weten wat haar ziekte inhield en wat de gevolgen van bepaalde onderzoeken en/of behandelingen zouden zijn. Jammergenoeg was daar niet zo veel over te vinden. De informatie die we vonden was vaak in het Engels en zo medisch geschreven dat het moeilijk was om de voor ons relevante informatie er uit te halen.

Toen Christa voor de tweede keer ziek werd was dat probleem nog hetzelfde. We hadden wel een paar pagina’s in een boekje gevonden, maar nieuwe voor een leek leesbare dingen op internet nog niet.

Onze dochter heeft de strijd tegen de ziekte niet gewonnen. Maar ze heeft wel een heleboel andere dingen bereikt bij ons, bij mensen om ons heen. Wat wij graag willen met dit verhaal is dat mensen informatie krijgen over een bepaalde ziekte die duidelijk leesbaar en herkenbaar is. De informatie is gecontroleerd en aangevuld door Dr. Beishuizen, oncoloog in het Sophia Kinderziekenhuis Rotterdam en Dr. Van de Ven, chirurg, eveneens werkzaam in het Sophia Kinderziekenhuis Rotterdam. Beide artsen hebben Christa behandeld en hebben haar goed gekend.

De naam van het ziekenhuis is inmiddels gewijzigd in “Erasmus Medisch Centrum/Sophia”. In het verhaal zelf gebruiken we gewoon het Sophia Kinderziekenhuis.

De huissituatie

In november 1989 zijn Willem-Jan Overgaauw en ik (Corina Overgaauw) getrouwd.

In augustus 1993 werden wij verblijd met de geboorte van een zoon, Martijn.

In maart 1995 kregen wij er een dochter (en Martijn een zus) bij.

Een rijkeluis´ wens noemen ze dat.

De kinderen waren gezond en groeiden op, tot er in 1998 iets gebeurde waardoor ons leven helemaal veranderde.

Het verloop van de ziekte

Het ontstaan

Toen Christa 3 jaar was (in 1998) leek ze wat grieperig te zijn. Lusteloos, hangerig, heel snel moe, regelmatig overgeven en pijn in haar buik. De huisarts dacht dat het niets bijzonders was en dat vanzelf wel weer over zou gaan. Na een aantal weken waarin ze steeds moeilijker ging plassen gingen wij terug naar de huisarts. Urine ging naar het lab en zou onderzocht worden. De uitslag (na ongeveer vijf dagen) gaf aan dat Christa een blaasontsteking had. Het was wel een beetje vreemd, want er zaten nog meer dingen bij die ze niet thuis konden brengen, maar voor de blaasontsteking kreeg zij een antibioticum. Een paar dagen later kon ze helemaal niet meer plassen. Ook hadden we gezien dat haar gezichtje af en toe heel erg grauw kon wegtrekken. De huisarts vertelde ons dat hij een blaascatheter in zou brengen als ze 24 uur lang niet geplast had. Een paar uur voor die tijd lukte het toch, dus hoefde ze geen blaascatheter. De huisarts vertelde ons dat we ons echt geen zorgen hoefden te maken.

Tijdens het verjaardagsfeestje van Martijn ging het mis.Christa was moe en hangerig en op een gegeven moment gilde ze echt van de pijn. Ze had vreselijke pijn in haar buik. Toen wij voelden aan haar buik zat daar een enorme harde bult. Direct de huisarts gebeld die zei dat het vast een volle blaas zou zijn en dat we haar  maar in een badje met warm water  moesten zetten. Na drie keer in een badje te hebben gezeten (met ook nog een kinderfeestje dat aan de gang was) bleef Christa net zo hard huilen. Ze had erg veel pijn en zag er ook weer vreemd grauw uit. We hebben weer de huisarts gebeld. We konden komen en dan zou hij wel een blaascatheter inbrengen. Hij was er van overtuigd dat het een volle blaas was. We hebben de feestkinderen snel laten eten en naar huis gebracht. Martijn ging naar oma en wij gingen met Christa naar de huisarts. De catheter lag al klaar. Echter, nadat hij haar onderzocht had en de bult had gevoeld bracht hij de catheter niet in. Hij kon niet thuisbrengen wat het was. Hij ging direct de kinderarts van het plaatselijke ziekenhuis bellen. Hij legde de situatie uit en we konden direct door naar het ziekenhuis. De kinderarts onderzocht de bult en vertelde dat hij zo even niet kon ontdekken wat het was. Maar ze gingen direct een aantal onderzoeken doen.

Christa kreeg een laxeermiddel (met niet zo’n geweldig effect) en moest daarna een röntgenfoto laten maken. Op die foto was niets te zien. Daarna werd een echo gemaakt. De kinderarts bleef in de buurt. De radioloog ging na zijn bevindingen achter de deur met de kinderarts praten. Ons werd nog even niets verteld. Ze kwamen samen terug en de kinderarts vertelde dat de radioloog een tumor had gezien. Omdat de tumor behoorlijk groot was en hij niet precies kon vaststellen waar de tumor nou precies van uit ging, was het de bedoeling dat er nu nog een MRI-scan werd gemaakt. De radiologe kon heel goed uitleggen aan Christa wat er ging gebeuren en Christa lag supernetjes stil. Intussen probeerde de kinderarts ons gerust te stellen door te vertellen dat het woord tumor niet per definitie slecht nieuws hoefde te betekenen. Toen de MRI klaar was waren we eigenlijk nog niet zo veel wijzer. Ook op de MRI was niet duidelijk te zien waar de tumor van uit ging. Christa moest die nacht in het ziekenhuis blijven, ter observatie. De volgende ochtend mochten we weer naar huis, maar we moesten wel thuis blijven. De kinderarts ging namelijk contact opnemen met het Sophia Kinderziekenhuis met een kinderoncoloog. Hij wilde daar met spoed een afspraak voor ons regelen. Diezelfde middag togen wij met ons drietjes naar Rotterdam.

Rotterdam 1e fase

Talloze onderzoeken volgden, waaronder weer een echo, een mri-scan en een ct-scan. Tijdens deze opname werd een chirurgische ingreep verricht waarbij een biopt (een hapje weefsel nemen om door de patholoog te laten onderzoeken) van het weefsel werd weggenomen. Dit moest heel voorzichtig gebeuren omdat men wilde voorkomen dat de tumor cellen zou verliezen tijdens het nemen van het biopt. Dan komen de dagen dat je moet wachten op de uitslag. Christa ging wat achteruit en kreeg draintjes in haar nieren om er voor te zorgen dat de urine weg kon. 

Toen kwam de uitslag: het bleek te gaan om een embryonaal rhabdomyosarcoom. Hij bleek wel groot te zijn en in de hoop de tumor klein(er) te krijgen werd besloten Christa chemotherapie (dit zijn geneesmiddelen tegen kanker) te geven. Een uur nadat we de uitslag hadden gehoord kreeg ze haar eerste injectie. De eerste kuur werd gegeven via een infuus in haar arm.

Maar vlak voor de tweede kuur kreeg zij een een klein rond kastje op haar borst waarvan het uiteinde, een slangetje, vlak bij haar hart uitkwam. In het midden van dit kastje kon met een speciale naald geprikt worden zodat een infuus in een arm of been niet meer nodig was. Dit kastje heet een “Port-a-cath”. Je ziet van het kastje verder niets, het zit onder je huid. Deze werd geplaatst op de verjaardag van Martijn.

Kort na de tweede kuur vielen haar haren uit: ze werd helemaal kaal. De meeste chemotherapeutische geneesmiddelen maken namelijk sneldelende kankercellen kapot, maar ook relatief sneldelende haarcellen. De medicijnen blijken helaas niet selectief te werk te gaan. Na een viertal chemokuren die niet het gewenste resultaat hadden werd zij geopereerd en werd de tumor verwijderd. De operatie duurde voor ons gevoel 7 erg lange uren. Na de operatie werd zij nog 29 keer bestraald en ze bruiste van energie daarna. Ze had een mooi roze kleurtje en de onderzoeken die volgens het protocol plaatsvonden waren goed.

De tussenperiode

Ze kon geleidelijk aan steeds meer: strandwandelingen, zwemles (dat was goed voor haar rug om eventuele vergroeiingen door de bestraling te voorkomen) en korfbal behoorden tot haar favorieten.

Twee jaar na de bestraling bleek de tumor helaas weer terug. Dit werd niet tijdens een normale controle ontdekt. Christa had klachten en erg veel pijn.We konden terecht bij de oncoloog die Christa behandelde. Hij kon niets voelen.De bestralingsarts (die ook die middag aanwezig was) vertelde ook dat haar klachten nog steeds een reactie kon zijn op de bestraling van twee jaar geleden. 

Twee dagen na dit onderzoek zaten wij weer bij de huisarts en verzochten min of meer een echo. Niet van harte, maar om “de ouders gerust te stellen” konden we dan wel een echo laten maken. Tijdens deze echo bleek dat de boze celletjes hun `oude plekje` hadden opgezocht. Schrik alom, want wij hadden de vorige keer begrepen dat de behandeling erg moeilijk zo niet onmogelijk zou worden, als de tumor terug zou komen.

Rotterdam 2e fase

De artsen in Rotterdam gingen met elkaar in discussie over wat ze konden doen en of ze nog wel iets konden doen. De chirurg kon wel opereren als  de bestralingsarts nog iets zou kunnen doen om de achtergebleven cellen te lijf te gaan en mits de botscan goed was (dus als ze geen uitzaaiingen in of op haar botjes zou hebben). We kregen de dag van de botscan de uitslag: de botscan gaf geen uitzaaiingen aan. Dat betekende dat de chirurg de operatie aandurfde, omdat de bestralingsarts een éénmalige inwendige bestraling (brachytherapie) kon geven.

Hierna kwam alles in volle gang. Het zou een grote operatie worden die in de Daniël den Hoedkliniek gedaan zou worden vanwege de inwendige bestraling. Na alle lichamelijke en geestelijke voorbereidingen was het op 09 april 2001 dan zover. We hebben veel met Christa gepraat over wat er ging gebeuren en lieten haar vooral het liefst zelf vertellen hoe zij dacht dat alles zou gaan. Er is geprobeerd de tumor te verwijderen, maar de tumor zat helemaal rond een zenuw en tegen allerlei gezond weefsel aan. Tijdens de operatie (die voor ons ruim 11 uur wachten betekende) heeft ze de inwendige bestraling gehad, maar ze heeft ook enorm gebloed op de plaats waar de tumor zat.

Ze knapte hierna niet goed op. 16 dagen later bleek dat Christa een darmafsluiting had. Hup, stukje darm eruit. Nog knapte ze niet voldoende op. De bestraling ( 2 x daags 10 dagen lang) ging wel door. We hebben al die tijd op de chirurgieafdeling gezeten (met een uitstapje naar de Intensive Care waar Christa na haar operatie op 09 april twee dagen in de gaten werd gehouden). Christa kon, met nog een jongen die een paar jaar ouder was, de boel aardig op stelten zetten. We hebben ook heel veel lol gehad. Christa was ook heel goed  in zelfspot.

Op 01 juni 2001mocht ze naar huis. Ze kon af en toe een paar uurtjes naar school, al moet je soms niet vragen hoe. Ze genoot er wel heel erg van. Ze heeft op die manier nog een paar leuke feestjes van school mee kunnen maken, o.a. de verjaardag van de schooldirecteur en de musical van groep 8. Tijdens de vakantie ging het niet echt geweldig. De pijn bleek niet voldoende onder de knie te krijgen, wat men in Rotterdam ook probeerde. Er werd overleg gepleegd met het “pijnteam” en er werden diverse dingen geprobeerd.

Het pijnteam bestaat uit een aantal mensen van de anesthesie, neurologen, verpleegkundigen, oncologen en chirurgen. Deze medici proberen op basis van ervaring en bijhouden van literatuur pijn te bestrijden of dragelijk te maken. Er was regelmatig overleg (soms dagelijks) over de werking van de medicijnen en/of bijwerkingen.

Om te voorkomen dat er iedere keer bij een pijnaanval extra pilletjes te voorschijn kwamen probeerden wij zelf Christa met kleuren en tekeningen de pijn “weg te laten sturen”. Zij tekende dan bijvoorbeeld een grote ronde bal met allerlei kleuren erin die de pijn voor moesten stellen. De ene keer gumden we de kleuren weg, een andere keer probeerde ze de pijnkleuren een andere “pijnloze” kleur te geven. Soms lieten we haar de pijn als een ijsje voorstellen. Het ijsje lieten we dan smelten door het bijvoorbeeld in een heel warm zonnetje te houden. Als het ijsje gesmolten was, was (soms) de pijn weg. Andere keren masseerden we haar lichtjes waardoor ze in slaap viel. Dit was op zich wel effectief, maar omdat ze hierdoor ´s nachts minder goed ging slapen was dat geen optie meer.

Christa was opgegeven voor de “Stichting Doe Een Wens”. Haar wens zou begin augustus in vervulling gaan: een ontmoeting met Winnie the Pooh in Eurodisney. 

Eén dag nadat we terugwaren van deze  ontmoeting met Winnie the Pooh, lag Christa  terug in het ziekenhuis. Na een stel vervelende onderzoeken bleek dat haar darmpjes afgesloten werden door een soort harde koek. Dit weefsel  is waarschijnlijk ontstaan als reactie op de bestraling. Ze kreeg daarom een stoma. Op de verjaardag van haar broertje…

Bij een stoma wordt op een bepaalde plaats in de darmen een uitgang naar buiten (via je buik) gemaakt. (De rest van de darm wordt schoon gespoeld en blijft gewoon in de buikholte liggen.) Op de uitgang in je buik wordt dan een soort stomazakje geplakt die de darminhoud opvangt. Christa had het altijd over haar vuilniszakje.

Ook had Christa een suprapubische catheter (een catheter dwars door de buikwand tot in de blaas) om haar blaas wat rust te gunnen. Door al het opereren in dat gebied was de blaas een beetje “lam”. Een nadeel was dat Christa wel last kreeg van blaaskrampjes. Een nefroloog (nierendokter) in het Sophia dacht dat dat kon komen omdat de catheter werd aangesloten op een grote “verzamelzak” met redelijk dikke slangen waar lucht in kwam. Door een bepaalde constructie  te bedenken (de zgn Wolfconstructie) met infuusslangetjes kon er geen lucht in de slangetjes komen, waardoor de urine continue werd afgevoerd en  de blaaskrampjes minder werden. Naar het zich ons liet aanzien hielp dit wel bij Christa.

De pijnbestrijding

Er volgden weer behoorlijk wat weken in het ziekenhuis met diverse soorten pijnstilling (waaronder morfine en ketamine) en pogingen om de pijn onder controle te krijgen. De morfine kon ze zichzelf (met een maximum zodat overdosering niet mogelijk is) met een pompje toedienen. Daardoor kon het pijnteam goed in de gaten houden hoe het met haar pijn gesteld was. De ketamine en morfine moesten afgebouwd zijn voor we naar huis konden. Voor de andere medicijnen kregen we een prachtig afbouwschema mee. Na ruim 6 weken gingen we op huis aan.

We moesten een ritme vinden om school, Christa’s broertje, de verzorging van Christa (om de twee uur medicijnen geven, behalve tussen 00.00 en 06.00 uur) en alle organisatie eromheen in goede banen te leiden. We wilden ook leuke dingen met elkaar proberen te doen, niet alleen maar bezig zijn met Christa’s ziekte. We zagen echter wel in dat het met Christa helemaal niet goed ging. Ook al zeiden de artsen in Rotterdam dat de foto’s goed waren en de echo niets bijzonders te zien gaf, ons gevoel vertelde ons dat Christa het niet zou gaan redden. Dat kwam ook door kleine, maar erg heftige opmerkingen die zij maakte over doodgaan, afscheid nemen, de regenboog (die voor haar heel belangrijk was), en de dromen die zij had. 

De laatste volle week van oktober hebben wij vanwege een soort innerlijke drang het kinderfeestje van onze zoon gehouden. Dat had hij nog tegoed. We zijn met Martijn en zijn vriendjes, Christa en een tas vol medicijnen naar de film gegaan en daarna naar McDonalds. Mijn verjaardag twee dagen later is ook uitbundiger gevierd dan mijn bedoeling was, maar nu had mijn man die innerlijke drang.

De laatste weken

De nacht na mijn feestje ging ze bloed plassen. Ze had nog steeds een suprapubische catheter (een catheter dwars door de buikwand tot in de blaas) en die liep goed af,  maar niet met alleen urine. We waren er zo aan gewend dat er af en toe een heel klein spoortje bloed zat, dat ik in eerste instantie niet erg schrok. Maar na een kwartier stroomde het nog, en na een uur nog , en ’s middags (toen de dokter in Rotterdam al was gebeld) stroomde het nog net zo hard. Het Hb was in twee dagen met 1,5 punt gezakt. Zondag, zo was afgesproken, zou ze een bloedtransfusie krijgen (ery’s, zoals dat zo mooi genoemd wordt). Ik had haar beenzak met “urine” meegenomen naar de kinderafdeling en op een tafeltje gelegd in afwachting van het prikken van het infuus. De verpleegster die binnen kwam wandelen zei blij:”Oh, de zak met bloed is er al!” Jammer genoeg bedoelde ze de beenzak van Christa. Je zag haar schrikken. Christa kreeg het  infuus en de bloedplaatjes liepen in twee uur haar lichaam in. Daarna werd er nog gespoeld met zout en Hb geprikt. Dat was ineens redelijk goed voor haar doen: 6.5. Dat betekende dat we naar huis mochten. De dienstdoende kinderarts wenste ons heel veel sterkte en hoorde graag hoe het ons de volgende dag in Rotterdam zou vergaan. Nou, dat was nogal heftig. Het bloed plassen ging gewoon door. Dankzij de bloedtransfusie was ze wel redelijk voor de dag.

Zo gespannen als een veer en enigszins opgefokt door alle gedachten die door je hoofd spoken, gingen we met ons drietjes naar Rotterdam. Martijn, onze zoon, ging naar school en van daaruit naar een vriendje. We werden met het maken van de echo tussendoor geholpen. Wat ons erg opviel was dat de professor, een erg kundige man maar naar kinderen toe niet altijd even spraakzaam, nu heel erg aardig was en Christa het allerliefste meisje van het hele ziekenhuis vond. We hadden zelf op de echo ook wel gezien dat het ballonnetje van de catheter niet meer te zien was. Daar zat iets rond wat er niet hoorde. Ook ging de radioloog steeds terug naar een bepaalde plek op haar lever, een plek die duidelijk te zien was. De radioloog, een radioloog in opleiding, heeft na de echo de professor geroepen om hem te controleren. De professor wenste ons sterkte en vertelde ons te wachten in de wachtkamer van de poli. We zouden van de oncoloog de uitslag krijgen.

We zijn in de afgelopen drie jaar wel meer tussendoor voor een echo geweest. Normaal werden we dan (per ongeluk?) tussendoor geholpen voor de uitslag. Nu niet. De oncoloog  werkte eerst de poli verder af en wachtte tot hij alle tijd voor ons had. Eindelijk waren we dan aan de beurt. Er was inderdaad gebleken uit de echo dat er een metastase (= uitzaaiing) in de blaas en in de lever was gekomen. Ons vermoeden dat er eigenlijk niets meer aan te doen was werd ook eerlijk direct verteld. Er werd wel gevraagd of we wilden weten waar het precies vandaan kwam en waar eventueel nog meer metastasen zouden zijn. De chirurg werd ook op de hoogte gesteld. Hij kwam vrij snel  en er werd een plan gemaakt op welke termijn we zo’n onderzoek zouden kunnen verwachten. De chirurg zou zich heel goed beraden wat hij nog zou kunnen betekenen in dit verhaal.

Triest en verslagen gingen we naar huis, het was heel stil in de auto.

Besef dat het naar een einde loopt

We hebben die avond bij vrienden gegeten. We hebben allemaal “gezellig” frietjes gegeten en zijn daarna voorzichtig de familieleden op hoogte gaan stellen. Sommigen telefonisch, bij opa’s en oma’s is mijn man het gaan vertellen. Ook de directeur van school hebben we gebeld om een afspraak te maken voor de volgende ochtend, direct om 09.00 uur.

Dinsdagochtend zijn Christa en Martijn “gewoon” naar school gegaan. Wij, mijn man en ik, hebben tijdens een gesprek met de directeur verteld wat er geconstateerd was en dat wij alles zo lang mogelijk zo “normaal” mogelijk wilden laten verlopen. Toen we weggingen na een uur bij de directeur bleek Christa zo moe dat ze in slaap gevallen was in de klas. Mijn man heeft haar van haar tafeltje en stoeltje geplukt en ze heeft nog, zij het erg suf, naar de klas gezwaaid en dag gezegd. De schooldirecteur heeft haar handje vastgepakt en haar gedag gezegd. Als in een film lieten de handen elkaar los. Dat was de laatste keer dat ze op school is geweest.

Thuis gekomen is ze in slaap gevallen. Na 2 uur sliep ze zo diep dat we de huisarts hebben gebeld: ze reageerde niet op roepen, maar ook niet op pijnprikkels. Er werd contact opgenomen met de oncoloog van het Sophia Kinderziekenhuis. De huisarts had geconstateerd dat Christa in een soort coma was. De beslissing was aan ons: ze kon naar het ziekenhuis waar ze nog konden proberen haar niertjes te draineren of zo iets. Maar wij vonden dat er wel genoeg in ons meisje was geprikt. We bleven gewoon rustig thuis. De huisarts kwam regelmatig langs en als er iets was konden we hem bellen. Ze kwam af en toe wel bij uit haar “diepe slaap”, maar de periodes dat ze zo ver weg was werden steeds langer.

We hebben een hele intensieve laatste week gehad. Iedereen die haar lief was (en die ze zelf nog graag wilde zien) is nog langs geweest om afscheid van haar te nemen. Het is heel bijzonder om te zien hoe bewust je eigen kind afscheid van het leven neemt. Ze taalde niet meer naar school, niet meer naar vriendjes en vriendinnetjes en hoewel ze altijd erg graag buiten speelde, was binnen ver genoeg. Haar wereldje werd steeds kleiner.

Een week na de uitslag van de echo is Christa in onze armen ’s nachts overleden.

De begrafenis 

Christa’s wens

Christa heeft zelf heel veel verteld wat ze wilde dat er gebeurde als ze er niet meer zou zijn.

Ze wilde begraven worden, en ze wilde heel veel bloemetjes en een mooie witte kist. Ook wilde ze nog een paar nachtjes thuis logeren. Christa is naar haar wens thuis opgebaard op haar eigen kamertje met haar eigen spulletjes om haar heen.

Dat was ook heel prettig: nu konden we er nog naar toe en haar aanraken als we dat wilden. We hadden een geweldige begrafenisondernemer die ons ook vertelde dat we zelf haar plekje op de begraafplaats konden uitzoeken: een stukje in een “natuurbos” waar alles zo natuurlijk mogelijk moet blijven, vlak achter de katholieke begraafplaats.

De kinderen van school hebben thuis in een voor hen speciaal uur apart afscheid mogen nemen van Christa. Behalve de begrafenisondernemer en ik was ook de directeur van school  daarbij aanwezig om de kinderen en de ouders op te vangen en eventuele vragen te beantwoorden. Dat was heel bijzonder en waardevol. Er werden veel tekeningen en kleine cadeautjes voor Christa in een mand gelegd.

De begrafenis

De begrafenis was natuurlijk erg emotioneel, maar ook erg troostvol en warm. Het was een prachtige zonnige dag.

Vier leerkrachten hebben het kistje met Christa de kerk ingedragen, waaronder Christa’s eigen juf. De kinderen van school hadden zelf allemaal papieren bloemetjes gemaakt die rond het kistje werden gelegd en ze zongen tijden de afscheidsdienst in de kerk een liedje van Winnie the Pooh, wat speciaal voor deze gelegenheid was ingestudeerd.

Op de begraafplaats hebben de kinderen gele en rode ballonnen opgelaten.

Hoe nu verder

Verder leven

Het is nu de kunst om verder te leven met z’n drietjes. Weer leren genieten van dingen en kunnen lachen om voorvalletjes. We moeten met ons drietjes in balans raken, met elkaar het verdriet delen maar ook respect hebben voor elkaar om de manier waarop ieder zijn eigen stuk verdriet probeert een plaats te geven. Het vertrouwen hebben dat je elkaar weer tegenkomt in het verdriet en in je gevoel, soms is dat eng, maar wij hebben de ervaring dat je elkaar tegenkomt omdat je elkaar loslaat in de manier van verwerken. Hierdoor is onze gezinsband zo mogelijk nog hechter geworden dan die voordien was.

We zijn natuurlijk heel blij dat Christa (en wij) in het ziekenhuis door zulke geweldige mensen werd begeleid. De artsen zijn open en eerlijk, het verplegend personeel van de chirurgie-afdeling, intensive-care en “KG-midden” waren onvermoeibaar, geduldig en heel erg lief. Het samenspel tussen artsen en verpleging heeft ook diepe indruk op ons gemaakt.

Wij zijn heel erg blij dat Christa onze dochter is en dat we zoveel van haar geleerd hebben. Het was een bijzonder kind dat met humor haar ellende doorstond. Als we de regenboog zien heeft dat voor ons een nieuwe betekenis gekregen: de glijbaan van God is er nog steeds.